Betere schoolgebouwen, korte lijnen met naschoolse opvang en welzijnsorganisaties en een ontmoetingscentrum in de buurt. Dat zijn de voordelen van brede scholen, vindt men ook in Amsterdam. Maar wie betaalt de extra kosten voor zo’n mooi gebouw en het gemeenschappelijk beheer? Corporaties hebben zich opgeworpen om dergelijke multifunctionele gebouwen neer te zetten en te beheren. Maar ze zitten soms niet op één lijn met schoolbesturen en stadsdelen. En de crisis zet ze aan het denken.
Een school bouwen is een kostbare zaak. “Een onderwijsgebouw neerzetten kost altijd meer dan de normvergoeding die we van het rijk krijgen,” zegt Chris de Wild Propitius, onderwijswethouder van Noord. Het stadsdeel boven het IJ staat voor een enorme uitdaging de komende jaren als het om het vernieuwen van schoolgebouwen gaat. Noord heeft verschillende Vogelaarwijken en nieuwbouwgebieden binnen de grenzen. In totaal lopen met vijf verschillende woningcorporaties onderhandelingen over liefst tien nieuwe brede scholen. De extra kosten lopen in de miljoenen. Daarom verbaast het niet dat De Wild Propitius samenwerking met woningcorporaties zoekt. “Zij hebben een maatschappelijke taak en zijn steeds vaker bereid om ook scholen te ontwikkelen.”
Dat geldt ook voor Ymere dat volgens Karin Reilingh, lid van het brede-scholenteam van die corporatie, acht brede-scholenprojecten in Amsterdam in voorbereiding of ontwikkeling heeft. “Wij denken dat het belangrijk is dat in wijken een goede sociale infrastructuur bestaat. Daar zijn voorzieningen voor nodig zoals een school waar kinderen, ouders en buurtbewoners gebruik van kunnen maken. En dat is ook goed voor het vastgoed dat we in die wijk hebben staan.”
Voor stadsdeel Amsterdam-Noord geldt dat de samenwerking met woningcorporaties wel gezocht móet worden om de onderwijshuisvesting ingrijpend te vernieuwen. Maar het gehele proces overzien is voor alle partijen – schoolbesturen, stadsdelen en woningbouwcorporaties – niet eenvoudig. Met de bouw en het beheer van brede scholen in Amsterdam nog relatief weinig ervaring is opgedaan, zeker op de langere termijn. Reilingh: “Het is niet even een paar woningen neerzetten, het gaat erom echt alle toekomstige gebruikers mee te krijgen in het gemeenschappelijke doel. Daar gaat veel energie in zitten.” Daarom wil De Wild Propitius dat zijn stadsdeel de regie over het proces behoudt. “Het bouwen van scholen is nieuw voor corporaties en schoolbesturen. Je moet oppassen dat ze niet in een moeras zakken.” Volgens Dirk Bergvelt van Architectuur Lokaal, dat onderzoek deed naar het opdrachtgeverschap bij brede scholen, heeft ‘de betrokkenheid van corporaties de ontwikkeling van brede scholen complexer gemaakt.’
Wel of geen corporatie
Bij de andere partijen bestaan soms twijfels over het erbij betrekken van corporaties, vooral als het om het economisch eigendom van het vastgoed gaat. Corporaties stellen nogal eens als eis dat op termijn het gebouw een andere functie kan krijgen, waardoor dat commercieel verhuurd kan worden en de investering uiteindelijk rendabel kan worden. Jacques Thielen, directeur van woningcorporatie Far West: “In het geval van de brede school De Nieuwe Seneca die wij in West ontwikkelen houden we daar zelfs bij het ontwerp al rekening mee.” Reilingh zegt dat ook Ymere er de voorkeur aan geeft het gebouw in bezit te houden, maar er zijn ook voorbeelden waar dat niet is gebeurd. “Het belangrijkste is dat die voorziening er komt.”
Stadsdeelbestuurders worstelen met het uit handen geven van het eigendom. Duco Adema van Zuideramstel: “Corporaties zijn meer ervaren op het gebied van vastgoedbeheer, maar als je een gebouw in bezit hebt, dan kan je ook meer invloed hebben op de invulling ervan.” Voor Dick Jansen, onderwijswethouder in Westerpark en voorzitter van het Amsterdamse Steunpunt Brede School - een expertisecentrum voor de stadsdelen - is het reden om de gebouwen in eigendom te houden. “Daarbij is het betalen van dertig jaar huur gewoon duurder.” Bovendien wijst hij erop dat het oude schoolgebouw dat de onderwijsfunctie verliest, vrijkomt voor andere maatschappelijke functies. “Een taalcentrum, een consultatiebureau of ateliers kunnen dan voordelig in gebouwen die intussen een lage boekwaarde hebben.”
Waar de samenwerking met woningcorporaties wel wordt gezocht, hebben schoolbesturen nogal eens last van koudwatervrees, vinden stadsdeelbestuurders. Hoewel de gemeente alleen subsidie voor een brede school verleent als het gebouw gegarandeerd 35 jaar een onderwijsfunctie behoudt, schrikken schoolbesturen om verschillende redenen toch vaak terug. Joop Overmars van de Asko, het schoolbestuur van katholieke basisscholen: “Het is vaak nog erg onduidelijk wat tijdens en na de bouw precies de kosten zijn. Als je zeggenschap hebt over de gebouwen, dan kan je daar beleid op maken en bijvoorbeeld kiezen voor het bundelen van locaties. Als je dat uit handen geeft aan een corporatie, dan kan dat niet meer. Daarom zijn wij het liefste zelf bouwheer. En ik vind dat de gemeente een modelverordening moet maken, waarin regels komen hoe prijzen verrekend worden, hoe met schade van dubbel gebruik wordt omgegaan en schoonmaakkosten worden geregeld.”
Moeizaam samenwerken
De samenwerking tussen gebruikers van een brede school is in de praktijk niet vanzelfsprekend, waardoor extra kosten worden gemaakt voor het gemeenschappelijke beheer en de coördinatie van activiteiten - die de brede school meerwaarde moeten geven. Dat is ook de ervaring van Ymere. Reilingh: “We willen de samenwerking tussen partijen en de functie als ontmoetingscentrum voor de buurt meer gaan aanjagen.” Daar ligt juist een sociaal belang voor de corporatie. De vraag is volgens haar alleen hoe ver een corporatie daarin moet gaan. “Het kost ook extra geld en daar willen we met de betrokken stadsdelen naar kijken.”
Bergvelt van Architectuur Lokaal vraagt zich af of de samenwerking met woningcorporaties de komende jaren door zal zetten. “Wat je regelmatig ziet is dat bij de ontwikkeling van een brede school de prioriteiten verschuiven doordat woningen aan het project worden toegevoegd. Met als risico dat er minder aandacht is voor het gebruik als school, terwijl het daar toch om begonnen is.”
Met de verkoop van woningen moeten de tekorten op de bouw van een brede school worden weggewerkt, maar juist daar stokt het momenteel. Thielen maakt zich dan ook zorgen over de crisis. “Het is nog niet tot stilstand gekomen, maar het gaat wel krakend en piepend.” Ymere zal ook prioriteiten moeten stellen, en die liggen in de Vogelaar- en nieuwbouwwijken. Reilingh: “De acht scholen die we nu ontwikkelen, zetten we waarschijnlijk wel door, maar ik verwacht dat we scherpe keuzes moeten gaan maken en risico´s meer gaan afdekken. Ymere kan niet de tekorten van de overheid blijven aanvullen door brede scholen met verlies te bouwen.”
En dan is er nog de landelijke discussie over de vraag in hoeverre corporaties zich met maatschappelijk vastgoed moeten bezighouden. Volgens Reilingh kan zo een vreemde situatie ontstaan waarbij lokale overheden om maatschappelijke investeringen van woningcorporaties vragen, maar de landelijke overheid daar vragen bij stelt.
Zie ook: Drie brede scholen