De verdiencapaciteit van de woningcorporaties loopt terug, maar sectorbreed is er vooralsnog voldoende investeringsruimte. Dat de bouw van sociale huurwoningen achterblijft ten opzichte van de eigen voornemens kan niet door gebrek aan geld komen. Dat concludeert de toezichthouder in de Staat van de Corporatiesector 2019. Deze Autoriteit woningcorporaties (Aw) waarschuwt er wel voor dat de grote maatschappelijke ambities de financiële grenzen wel sneller in zicht brengen. Bovendien loopt de investeringbehoefte en -capaciteit per woningmarktregio flink uiteen.
De financiële positie van corporaties verslechtert, omdat zij steeds meer geld kwijt zijn aan belastingen en onderhoud terwijl de huurinkomsten door landelijke afspraken nauwelijks stijgen. Dat schrijft toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw). Ook de minister van Wonen onderkent deze ontwikkeling, maar tot teleurstelling van branchevereniging Aedes kondigt ze geen stappen aan om de belastingdruk te verlagen.
De corporaties hebben sectorbreed nog voldoende geld om meer te investeren in nieuwbouw, stelt Kees van Nieuwamerongen, directeur van de Autoriteit Woningcorporaties. Volgens hem zijn de corporaties te voorzichtig. Hij constateert dat van de plannen om jaarlijks gemiddeld 25.000 woningen te gaan bouwen niet veel terecht komt. In 2018 werd slechts 61 procent van de plannen gerealiseerd. In een interview met Cobouw zegt hij de indruk te hebben dat er behoorlijk wat angst is voor de toekomst, en dat dat bepalend is. Dat heeft te maken met de teruglopende verdiencapaciteit.
Snel dalende winst
De winst in de sector loopt inderdaad snel terug. Zonder waardeveranderingen in het vastgoed mee te rekenen is de winst in een jaar tijd met 1 miljard euro gedaald naar 3 miljard in 2018. En de verdiencapaciteit zal in 2019 verder zijn teruggelopen door oplopende belastingen.
De corporaties gebruikten de afgelopen jaren de winst mede om schulden af te lossen, in 2018 wel voor zo'n 2 miljard euro. Daarvoor had ook meer kunnen worden gebouwd. Van Nieuwamerongen vraagt zich dan ook af om afschaffing van de verhuurderheffing wel één op één leidt tot meer bouw, of dat er nog meer wordt afgelost.
De corporaties verklaren de geringe bouwproductie vooral aan zaken die buiten hen liggen: oplopende bouwkosten, tekort aan locaties, trage gemeentelijke procedures, stapeling van eisen en een tekort aan productiecapaciteit. In haar aanbiedingsbrief bij het Aw-rapport wijst minister Stientje van Veldhoven op de korting op de verhuurderheffing voor nieuwbouw vanaf 1 januari. Ze roept de corporaties op om deze middelen nu ook daadwerkelijk te benutten. Verder spoort ze de corporaties aan meer werk te maken van de bouw van middenhuur-woningen in die regio's waar dat nodig is.