De door demissionair minister Ollongren voorgestelde opkoopbescherming schiet tekort, zo laten wethouders van vijf grote steden, waaronder wethouder Ivens van Amsterdam, weten in een reactie op haar concept wetsvoorstel. Gemeenten moeten veel langer dan de komende drie jaar kunnen optreden tegen beleggers die huizen kopen.
Volgens het wetsvoorstel kunnen gemeenten de komende drie jaar wijken aanwijzen waar zij huizenzoekers willen beschermen tegen beleggers. Daarvoor moet een gemeente beargumenteren in welke buurt schaarste heerst. Ook geldt de voorgestelde regeling alleen voor woningen in het goedkope en middeldure segment. Om tot aanwijzing van buurten te kunnen overgaan moet de plaatselijke huisvestingsverordening worden aangepast. “Een gemeente moet daarvoor een heel stelsel optuigen. Dat gaat wel even duren en kost geld”, aldus wethouder Laurens Ivens maandag in het Financieele Dagblad. Hij verwacht de voorgestelde opkoopbescherming ook niet voor 2023 te kunnen inzetten.
Daarnaast vragen ze de minister een algehele verhuurvergunning in te voeren. Gemeenten kunnen dan voorwaarden verbinden aan zo’n vergunning, zoals goed verhuurgedrag, geen abnormale huren en een verbod op discriminatie. Verhuurders die zich hieraan niet houden, raken hun vergunning kwijt. Verder maken de G5-wethouders bezwaar tegen het voorstel van Ollongren om tijdelijke huurcontracten met een jaar te verlengen tot een maximale periode van drie jaar. Volgens hen leidt die verlenging tot nog meer onzekerheid voor de huurders.