Het gemak waarmee kon worden geleend heeft in de jaren negentig en begin deze eeuw de vraag naar koopwoningen aangewakkerd en daarmee de huizenprijzen doen exploderen. Terwijl het aanbod achterbleef bij de vraag. Zo concludeert de Tijdelijke commissie huizenprijzen in het woensdag gepresenteerde rapport 'Kosten koper'.
Volgens commissievoorzitter Kees Verhoeven (D66) had de overheid veel meer moeten doen tegen de prijsstijgingen. Bij de aankoop van een huis stond niet het inkomen, maar de hoogte van de lening voorop. Er zijn leningen verstrekt tot soms wel zevenmaal het inkomen. Weliswaar waarschuwden de Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten en consumentenorganisaties voor de hoge hypotheekschuld, maar de overheid weigerde te kiezen voor beperking van de leencapaciteit.
Aan de andere kant werkte de markt onvoldoende. "Hoge prijzen zouden moeten leiden tot een hoger aanbod. Maar in werkelijkheid creëerden gemeenten, corporaties en marktpartijen schaarste. Bouwbedrijven, ontwikkelaars en gemeenten hebben daar sterk van geprofiteerd. En de consument stond aan de zijlijn," aldus Verhoeven.
Om in de toekomst een nieuwe zeepbel op de huizenmarkt te voorkomen, moet de overheid zich nadrukkelijk bezighouden met het verruimen dan wel verkrappen van leencapaciteit en bouwproductie. Ook stelt de commissie voor dat de Tweede Kamer jaarlijks een debat over de huizenprijzen houdt.
PvdA-kamerlid Jacques Monasch ziet in het rapport het bewijs dat het algemene belang van voldoende en betaalbare woningen in de afgelopen decennia naar de achtergrond is verdwenen. Zijn collega Barbara Visser ziet het gelijk van de VVD bevestigd: niet de hypotheekrenteaftrek, maar het gebrek aan bouwproductie en teveel financieringsruimte heeft geleid tot stijging van huizenprijzen. Volgens Sander de Rouwe (CDA) moet de overheid in de toekomst alerter zijn op schaarste in de woningmarkt.
De conclusies en aanbevelingen van de commissie: www.huizenprijzen.tweedekamer.nl