Overslaan en naar de inhoud gaan
Top

Vraag naar atelierruimte onverminderd na tien jaar broedplaatsenbeleid

Kansen en bedreigingen door crisis

‘Broedplaatsen van jonge kunstenaars zorgen voor een unieke verrijking van het culturele aanbod in Amsterdam.’ Zo luidt het standpunt van het college. Voor 2011 is ondanks het gemeentelijke begrotingstekort nog 1 miljoen euro beschikbaar om 10.000 vierkante meter voor spannende kunst te realiseren. De vraag blijft ondertussen onverminderd groter dan het aanbod. Dus staat het toewijzingsbeleid ter discussie. Tegelijk woedt de vastgoedcrisis. Die biedt nieuwe kansen, maar vormt ook een bedreiging.

“Iedere week krijgen we een nieuw pand aangeboden”, zegt Jaap Draaisma. Hij is directeur van Urban Resort, een stichting die werkruimte voor startende kunstenaars en creatieve ondernemers realiseert in leegstaande gebouwen. Een bekend project van Urban Resort is het voormalige Volkskrantgebouw aan de Wibautstraat. “De leegstand neemt toe en prijzen dalen.”
Maar dat betekent nog niet dat die gebouwen daadwerkelijk tot ateliers en broedplaatsen kunnen worden omgetoverd. Draaisma: “De huurprijzen dalen wel, maar zijn meestal nog te hoog voor ons.” Lachend: “Of men vraagt in één adem door of we de installatie willen vervangen… En soms biedt men een pand voor maar één jaar aan. Dat is te weinig. Vijf jaar is voor ons echt het minimum. We moeten het rendabel kunnen runnen.”
Bovendien is de indeling belangrijk. Veel bedrijfspanden zijn opgebouwd uit grote ruimtes, maar er is juist vraag naar ateliers van zo’n twintig tot veertig vierkante meter. Die worden dan vaak, vanwege de kosten, gedeeld door twee tot drie startende kunstenaars.
 

Broedplaatsen en ateliers in Amsterdam
Er zijn geen cijfers beschikbaar over het totale aanbod aan ruimte voor kunstenaars en creatieve ondernemingen in Amsterdam. Volgens het eerste jaarbericht van de CAWA kon in 2008 op elke 68 ingeschreven kunstenaars één atelier worden toegewezen.
Bureau Broedplaatsen heeft tot taak om ruimte te helpen realiseren. Daarvoor is van de oorspronkelijke begrote 6 miljoen voor de hele collegeperiode nog 1 miljoen euro beschikbaar. Na 2011 is deze subsidie voor investeringen onzeker. Met dat geld worden organisaties als Urban Resort of Beehives ondersteund, die investeren in gebouwen voor broedplaatsen.
De CAWA, de - onafhankelijke – Commissie voor Ateliers en Woon/Werkpanden Amsterdam, regelt toewijzing van ‘CAWA’-ateliers en -bedrijfsruimte en ziet toe op de verhuur. Niet alleen de panden, ook de hurende kunstenaars en creatieve ondernemingen moeten aan eisen voldoen, bijvoorbeeld met betrekking tot inkomen. Hierbij wordt de beroepenlijst van Kunstenaars en Co, gehanteerd.
In panden kunnen verschillende huurvormen bestaan: ateliers die voldoen aan CAWA-eisen naast meer marktconforme huren voor succesvolle creatieve bedrijven. In erkende broedplaatsen moet veertig procent van de ruimte in overeenstemming zijn met de CAWA-eisen.

Het zijn lastige onderhandelingen. Steeds vaker krijgt Urban Resort bijvoorbeeld te maken met de mogelijkheid tot het overnemen van de ‘eigenaarsverplichting’, wat nogal wat verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Dat speelde bijvoorbeeld bij twee overheidsgebouwen, scholen, die zouden worden gesloopt, maar die nu tijdelijk in gebruik zijn bij kunstenaars. Al met al is Draaisma optimistisch over het voldoen aan de vraag naar panden voor broedplaatsen en ateliers: “Het aanbod aan gebouwen neemt toe. Maar dat is ook nodig, omdat er jaarlijks honderden kunstenaars bijkomen, waarvan een groot gedeelte een beroepspraktijk in Amsterdam wil opzetten.”

Alarmbel

Niettemin luidde voorzitter Thomas van Dalen van de CAWA (Commissie voor Ateliers en Woon/werkpanden Amsterdam) de alarmbel over de afnemende beschikbaarheid van werkplaatsen voor kunstenaars. De CAWA wijst die ruimtes toe en beheert ze. Steeds vaker hoort de commissie dat ateliers door woningcorporaties na een mutatie voor een veel hogere huur worden aangeboden, waardoor ze uit het kunstcircuit verdwijnen. “Dat gebeurt vooral binnen de ring”, zegt Van Dalen. “De Key is ermee begonnen en andere corporaties zullen naar verwachting volgen.”
Zo wordt voor een atelier aan de Spaarndammerdijk een kale huur van 1025 euro gevraagd en moet een atelier in het Opheusdenhof maandelijks 800 euro opbrengen. “Als daar servicekosten bijkomen, zijn die plekken voor een gewone kunstenaar onbereikbaar geworden”, vervolgt Van Dalen. “Mijn indruk is dat de vastgoedcrisis ertoe leidt dat het economisch denken bij sommige corporaties de boventoon gaat voeren. Maar als de marktprijs de functie dicteert, vissen kunstenaars achter het net.”
Een logisch gevolg zou kunnen zijn dat de kunstproductie op den duur naar de randen van de stad verdwijnt. Is dat een probleem?
“Jazeker”, zegt Van Dalen. “Een stad heeft niet alleen expositieplekken nodig, maar ook spannende productieplekken, zeker in het centrum.”

IJzeren voorraad

De CAWA pleit voor een centrale database, zodat een betrouwbaar beeld ontstaat van het aanbod. Ook de vraag zou, kwalitatief en kwantitatief, onderzocht moeten worden. “We hebben dat inzicht nodig en dat mag niet te lang duren. Alleen dan kunnen we met alle betrokken partijen tot een gedeelde visie komen over wat je met kunst in de stad wilt. Er bestaat gelukkig al een collectief bewustzijn van het belang van kunst voor de stad, het draagt enorm bij aan je reputatie. Je zou een ‘ijzeren voorraad’ tot stand kunnen brengen, al begrijp ik dat het niet het meest geschikte moment is om volumeafspraken te maken. Met de recessie lopen we ondertussen het risico dat iedere partij eigen beleid gaat maken. Maar broedplaatsen komen er niet vanzelf. Vastgoedeigenaren nemen dat initiatief niet.”

Van kunstenaar tot postbesteller

De beschikbare ruimte wordt toegewezen door de CAWA. Initiatiefnemers dienen zich – al dan niet in groepsverband - met een herkenbaar plan aan te melden. Vervolgens wordt er als een plek beschikbaar komt geloot onder de groepen of kunstenaars die voor een bepaald type ruimte in aanmerking komen. Volgens Van Dalen is er een debat nodig over meer sturen op kwaliteit: “Er wordt inmiddels zakelijker naar kunstenaars gekeken. Overigens hanteren wij voor een kwart van de aangeboden ruimtes al een voorkeursbeleid voor bepaalde groepen. Zo is tien procent bedoeld voor afgestudeerden aan een kunstopleiding. Voor dit jaar en 2011 stellen wij voor internationaal toptalent als prioriteitsgroep te benoemen.”
Nora Hooijer, voorzitter van de vakgroep beeldend van FNV KIEM, kent de nadelen van het loten. “Het systeem met loting kan er bijvoorbeeld toe leiden dat je lang moet wachten. Een ander lastig punt is dat we vroeger alleen te maken hadden met kunstenaars en musici. Dat was te overzien. Nu doen allerlei kleinschalige, commerciële bedrijven mee. ICT-firmaatjes die tot de ‘creative industry’ zouden behoren. De doelgroep wordt dan wel heel uitgebreid.” Hooijer was lid van de klankbordgroep voor broedplaatsenbeleid. Maar, zegt zij: “Al onze adviezen werden in de wind geslagen.”
Moeten kunstenaars eigenlijk nog enige rekenschap afleggen als ze eenmaal een broedplaats hebben?
Van Dalen: “Broedplaatsen vernieuwen zich vanzelf, dat blijkt in de praktijk. Natuurlijk toetsen wij dat. Het is een natuurlijke cyclus dat een concept om de zoveel jaar over de kop gaat. En kunstenaars waarvan het inkomen stijgt, gaan elders aan de slag. Of ze gaan een inkomensafhankelijke, hogere huur betalen. Onze contracten zijn bovendien tijdgebonden. En hoewel wij een ruime definitie voor kunst hanteren, zijn er toch heel heldere eisen.”
Nora Hooijer huurt zelf als beeldend kunstenaar een atelier in Westerpark. Merkt zij iets van eisen en controles? Hooijer. “Als ik bijverdien in het onderwijs kan ik een probleem krijgen. Ze zien je dan niet meer als professioneel kunstenaar. Verdien ik niet bij, dan wordt het te duur. Soms voelt het alsof je een gunst ontvangt. Ik zie collega’s verhuizen naar Den Helder of Berlijn. Anderen kiezen uiteindelijk maar voor thuiswerken en de post rondbrengen…”

Bas Donker van Heel