Oplossingen voor het woningtekort mogen niet ten koste gaan van klimaat, biodiversiteit en een gezonde leefomgeving. En dat hoeft ook niet, laat het door meer dan 141 publieke en private partners ondersteunde Convenant Toekomstbestendig Bouwen 2.0 zien. Deze bovenwettelijke set standaarden helpt provincies, gemeenten, ontwikkelaars en bouwers om duurzaamheidsambities te integreren in de woningbouwopgave. Versnelling, betaalbaarheid en vergroening kunnen in de woningbouwpraktijk goed met elkaar samen gaan.
Gedeputeerde Rob van Muilekom van de provincie Utrecht lanceerde tijdens een bijeenkomst in Amersfoort eind oktober het Convenant Toekomstbestendig Bouwen 2.0. Meer dan 140 partijen, overheden, ontwikkelaars en bouwbedrijven, hebben zich inmiddels achter de tweede versie van dat convenant geschaard.
Van Muilekom spreekt van een cadeautje voor minister Mona Keijzer. Dit nieuwe convenant is onder een ander gesternte tot stand gekomen, dan de eerste versie twee jaar geleden. Niet zozeer omdat ook het nieuwe kabinet ernaar streeft honderdduizend woningen per jaar te realiseren. Maar in het regeerakkoord staat dat er geen nieuwe duurzaamheidseisen in de bouwregelgeving worden opgenomen, tenzij het de invulling van Europese richtlijnen betreft. In lijn hiermee overweegt Keijzer de voor volgend jaar aangekondigde aanscherping van de milieuprestatieberekening voor gebouwen terug te draaien. Ze vindt ook dat gemeenten geen bovenwettelijke eisen mogen stellen en zich aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) moeten houden.
De Green Deal Convenant Houtbouw – een afspraak in de Metropoolregio Amsterdam om vanaf 2025 twintig procent van de woningproductie in hout en andere biobased materialen te doen - mag dus eigenlijk niet. Heel strikt stelt minister Keijzer zich ook weer niet op. Zij vindt het tegelijkertijd wenselijk ‘dat indien opdrachtgevers, aannemers en ontwikkelaars vrijwillig inzetten op hogere kwaliteitsniveaus dan het Bbl voorschrijft, dit ook gestandaardiseerd wordt. Het is waardevol dat kennisontwikkeling en de innovaties in de markt gericht zijn op toekomstige regelgeving, zoals inmiddels aangekondigd in Europese richtlijnen.’
Consistent beleid
Een vrijwillige keuze voor een hoger kwaliteitsniveau; dat is wat het Convenant Toekomstbestendig Bouwen doet. Marktpartijen, provincies, gemeenten en diverse kennispartners werken samen aan nieuwe afspraken en ambities die in lijn zijn met de landelijke en Europese doelstellingen op het gebied van CO2-reductie, circulariteit, natuur(herstel) en de energietransitie. De ondertekenaars kunnen kiezen voor verschillende ambitieniveaus: van brons tot goud. Het laagste niveau is al op bijna alle punten bovenwettelijk. Of Keijzer deze hogere ambities gaat omzetten in beleid of dat de beoogde aanscherping van de milieuprestatieberekening toch in stand blijft, zal moeten blijken tijdens de door haar bijeengeroepen Woontop in december dit jaar.
Verschillende sprekers op de bijeenkomst in Amersfoort, zoals directeur Sandra Nap van Holland Houtland en Gertjan de Werk, expert toekomstbestendig en circulair bouwen bij onder meer Cirkelstad, laten zien dat toekomstbestendig bouwen al lang mogelijk is, zonder dat het op gebouwniveau per se duurder hoeft te zijn. De markt is er volgens hen klaar voor om binnen de klimaatgrenzen snel en betaalbaar te bouwen.
Obstakels
Al moeten er nog allerlei obstakels worden overwonnen. Manager duurzaamheid Maarten Markus van AM vertelt dat een duurzaam, toekomstbestendig project bijna niet doorging, omdat de voorgestelde regenpijp werd afgekeurd. Jurrian Knijtijzer, directeur van houtbouwer Finch Buildings, vertelt dat tot zijn grote frustratie een houtbouwproject in Alkmaar van buiten niet als zodanig herkenbaar is, omdat Welstandstoezicht geen houten gevel wilde toestaan. Ook hoort hij vaak van ontwikkelaars: we willen het wel, maar het kan niet. Bijvoorbeeld omdat de restwaarde van een circulair en demonteerbaar gebouw niet kan worden meegenomen in de business case, net als dat aan de CO2-opslag in materialen nog geen waarde kan worden toegekend. Er zijn wel allerlei initiatieven die dit soort zaken in kaart brengen. Knijtijzer wijst daarnaast op de kansen van bouwversnelling: als een belegger in vergelijking met traditionele bouw een pand eerder tot zijn beschikking heeft, dan levert dat extra huurinkomsten op.
Een vrijwillige keuze voor een hoger kwaliteitsniveau; dat is wat het Convenant Toekomstbestendig Bouwen doet.
Geert Dirkse, business analist Bouw & Circulariteit van Rabo Real Estate Finance bank, verklaart dat het voor financiers nog niet zo makkelijk is om circulair bouwen goed te verwerken in de door de bank gebruikte risicomodellen. “Een financier moet eerst dossiers opbouwen met bewijzen en data voordat de toezichthouder toestemming geeft om de huidige, duidelijke en simpele lineaire risicomodellen te vervangen door andere, circulaire risicomodellen. Dat kost ons nog wel paar jaar.” Hij denkt dan bijvoorbeeld aan een goed antwoord op de vraag hoe om te gaan met een bouwbedrijf die eigenaar blijft van de materialen van een gebouw.
Transitie
Voordat daadwerkelijk de transitie naar toekomstbestendig bouwen is gerealiseerd, moet er dus nog heel wat gebeuren. Maar er worden volgens de aanwezigen enorme stappen gezet. Het convenant laat zien wat er nodig en mogelijk is. Het laagste kwaliteitsniveau (brons) is bijvoorbeeld getoetst op haalbaarheid door markt en overheid en op praktische uitvoerbaarheid door uitvoerende partijen. In het nieuwe convenant is het toetsingskader voor wat betreft klimaatadaptatie zoveel mogelijk geharmoniseerd met de Maatlat Groene Klimaatadaptieve Gebouwde Omgeving. Ook sluit het convenant beter aan bij de indicatoren vanuit ‘het nieuwe normaal’ en wordt er over materiaalgebonden CO2-opslag gerapporteerd, omdat in verband met het behalen van de Paris Proof-doelstellingen en bij opschaling van het gebruik van biobased materialen een goed inzicht in de te realiseren CO2-opslag van essentieel belang is.
In september 2022 ondertekenden ontwikkelaars, bouwers, drie provincies en een aantal gemeenten uit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en Utrecht het eerste convenant met afspraken over standaarden voor duurzame woningbouw. Dat waren toen tachtig partijen. Het vernieuwde convenant werd door meer dan 140 partijen ondertekend, waaronder de drie provincies en de Metropoolregio Amsterdam. Opvallend genoeg tekenden lang niet alle individuele MRA-gemeenten. Zo ontbreekt de paraaf van Amsterdam, Zaanstad en Haarlemmermeer. De groene gemeenten op deze kaart tekenden wel. In de MRA is destijds het initiatief voor dit toetsingskader uitgegaan van de gemeente Amsterdam, terwijl in het Utrechtse juist bouwende partijen het voortouw namen. NUL20 schreef eerder over de ontwikkeling van het initiatief. |