De Zaanse wethouder Robert Linnekamp stopt ermee na zestien jaar gemeentepolitiek. Daarmee komt tevens een einde aan zijn voorzitterschap van het portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen van de Stadsregio Amsterdam. Hoe gaat het straks verder met de regionale samenwerking nu het kabinet een streep zet door de stadsregio’s?
De woonruimteverdeling is nu nog een wettelijke taak van de Stadsregio. De invoering van de nieuwe Huisvestingswet valt vermoedelijk samen met het formele einde van de Stadsregio eind 2014. De regionale samenwerking kan doorgaan als de gemeenten dat zo afstemmen met het Rijk. Gemeenten (of een regionaal samenwerkingsverband) mogen vanaf 2015 de woonruimteverdeling alleen nog via een huisvestingsverordening regelen en niet meer in een convenant. Deze verordening geldt voor maximaal vier jaar. Belangrijke wijziging is dat gemeenten voor maximaal de helft van de sociale huurwoningen voorrang mogen geven aan lokale en regionale woningzoekenden. Nu reserveert een aantal kleine Stadsregio-gemeenten (en tijdelijk Amstelveen) een hoger aandeel van de vrijkomende corporatiewoningen voor de eigen inwoners. Gemeenten moeten straks aantonen dat er sprake is van schaarste waardoor bepaalde groepen woningzoekenden zonder sturing onvoldoende aan bod komen. Voor koopwoningen mogen geen bindingseisen meer worden gesteld. |
“De Stadsregio is een bijzonder efficiënt orgaan”, stelt de Zaanse wethouder Robert Linnekamp (GroenLinks). “Met een paar mensen wordt veel werk gedaan dat de afzonderlijke zestien gemeenten anders zelf zouden moeten doen. Dat zou er voor hen niet goedkoper op worden.”
Daar denkt het kabinet anders over. Om korte metten te maken met de ‘bestuurlijke drukte’ in overheidsland werd in het regeerakkoord met één pennenstreek een einde gemaakt aan twee bestuurslagen: de stadsdelen en de stadsregio’s.
Linnekamp: “De idee was kennelijk om weer terug te gaan naar het Huis van Thorbecke: gemeenten, provincies en het Rijk. Maar kijk eens naar de praktijk. Praktisch bij elk actueel beleidsterrein worden thema’s in regionaal verband opgepakt, eigenlijk nooit op provinciale schaal. Neem de GGD, de omgevingsdienst, de organisatie van het openbaar vervoer en natuurlijk de zorg. Het rijk heeft een dubbele boodschap: enerzijds aandringen op regionale samenwerking, anderzijds de stadsregio’s afschaffen.”
Drie termijnen
Linnekamp (56) heeft er zestien jaar Zaanse politiek op zitten, waaronder drie termijnen als wethouder. Het wordt tijd voor wat anders, al weet hij nog niet wat. Zijn laatste periode was hij - naast vele andere nevenfuncties - tevens voorzitter van het portefeuilleoverleg Ruimte en Wonen van de Stadsregio Amsterdam.
Hij pleit ervoor deze regionale samenwerking voort te zetten na 2014: “Niet dat het nodig is de gemeenten daarvan te overtuigen. Ze zijn allemaal doordrongen van het belang van samenwerking. Amsterdam en de regiogemeenten weten dat ze sterk afhankelijk zijn van elkaar.”
De formele afschaffing van de Stadsregio bergt volgens Linnekamp wel het gevaar in zich dat er straks per beleidsterrein regelingen komen met wisselende combinaties van gemeenten. “Dat maakt het veel lastiger om integraal beleid te maken.”
In de buitenwereld is de Stadsregio Amsterdam niet erg bekend, maar bij de betrokken zestien gemeenten is het volgens Linnekamp een vanzelfsprekend gremium geworden: “Daarom kunnen we ook snel handelen. Een mooi voorbeeld is de slachtofferhulp mensenhandel. Amsterdam kaartte ruim een jaar terug aan dat ze daarvoor onvoldoende geschikte huisvesting kon vrijmaken. Dit te meer omdat de hectiek van Amsterdam niet de meest geschikte leefomgeving bleek voor deze mensen. Binnen de Stadsregio hebben toen andere gemeenten betrekkelijk snel een aantal huizen beschikbaar gesteld. Het gemak waarmee je elkaar dan kunt vinden is een van de verworvenheden die we nu hebben.”
Resultaten
Onbekend maakt kennelijk onbemind. Zelfs over de opheffing van de Stadsregio wordt nauwelijks geschreven. Daarom vragen we het nog een keer: wat doet de Stadsregio eigenlijk op het gebied van ruimte en wonen?
De bekendste taak is volgens Linnekamp de regionale woonruimteverdeling in de sociale huursector. Voor de uitvoering daarvan werd ooit WoningNet opgericht, waardoor woningzoekenden uit Amsterdam kunnen meedingen naar huurwoningen in Diemen of Zaanstad. En vice versa natuurlijk.
Linnekamp: “De samenwerking tussen gemeenten en corporaties gaat inmiddels veel verder. Kortgeleden hebben we afspraken gemaakt over de omvang van de betaalbare voorraad om de regionale verschillen niet verder te laten oplopen. We doen inmiddels veel gemeenschappelijk onderzoek, waardoor we inzicht hebben in woonwensen en verhuisbewegingen in de regio (het bekende roltrapmodel, nvdr). Bovendien delen we informatie over onze woningbouwprogramma’s. Het kwam voor dat buurgemeenten gelijktijdig ongeveer hetzelfde type wijken aan het ontwikkelen waren, waardoor in deze crisistijd alle projecten strandden op een slechte voorverkoop. Als je afspraken maakt over het volgtijdelijk op de markt brengen van verwante projecten heb je natuurlijk meer kans op succes. Alles begint met een gezamenlijk besef van de woningmarkt.”
Ook van corporatiezijde werd aangedrongen op meer regionale samenwerking. Nu de investeringsmogelijkheden krimpen, willen regionaal opererende corporaties graag ook van gemeenten horen welke prioriteiten zij stellen. Gemeenten en corporaties hebben vorig jaar vervolgens - in samenspraak met enkele grote commerciële ontwikkelaars - een aantal prioriteitsprojecten benoemd.
Linnekamp: “Die selectie is een combinatie geworden van wat betrokken partijen zelf belangrijk vonden én van programma’s waar regionaal de meeste behoefte aan is. We hebben afgesproken te monitoren wat daarvan terechtkomt en wat de eventuele knelpunten zijn. Vervolgens zijn natuurlijk de lokale wethouders verantwoordelijk voor de uitvoering. In mijn geval is in Zaandam het Inverdan-programma een van de prioriteitsprojecten. Met alle partijen gaan we tot het uiterste om daar de productie aan de gang te houden. Dat lukt aardig.”
Het grote Amsterdam
De Stadsregio is een wat wonderlijk ogend verbond van het grote Amsterdam tot dorpen als Zeevang. Linnekamp ervaart niet dat Amsterdam het beleid volledig domineert: “Amsterdam loopt wel vaak voorop met voorstellen of ideeën. Men weet vaak dingen iets eerder of denkt het te weten. Maar dat is niet erg. Het gaat er vervolgens toch om de rest mee te krijgen.” Overigens houdt elke gemeente aanzienlijke ruimte voor eigen beleid.
Vanuit woningmarktperspectief is het een omissie dat Haarlem en Almere niet meedoen aan de Stadsregio. Linnekamp: “In belangrijke onderzoeken en discussies betrekken we Almere en nu ook Haarlem er steeds meer bij. Vanuit onze kant is er geen beletsel. Als Almere die geplande schaalsprong alsnog gaat maken, is dat natuurlijk van belang voor de hele regio. Maar de praktijk is dat Almere op dit moment voornamelijk voor de eigen inwoners bouwt. Per saldo verhuizen er nog weinig Amsterdammers naar Almere.”
Portefeuille Ruimte en Wonen
|