De huren stijgen sinds 2003 sneller dan de inflatie; vooral na 2012 loopt het verschil fors op. Bron CBS/bewerking NUL20
De huren stijgen ook sneller dat het gemiddelde van de CAO-lonen, wederom met name in de periode 2012-2015. Bron: CBS/bewerking NUL20
Nadat eerst de senaat minister Ollongren al twee keer tevergeefs per motie had opgeroepen de huurverhoging per 1 juli te blokkeren, eiste begin september de oppositie in de Tweede Kamer een huurbevriezing, wederom tevergeefs. Aanleiding was een CBS-inventarisatie. Daaruit bleek dat midden in de coronacrisis de grootste huurstijging in zes jaar is doorgevoerd. Boosdoener is de - naar het lijkt eenmalige - hoge inflatie (CPI) vorig jaar. Verhuurders gebruiken die als basis voor de jaarlijkse huuraanpassing. Nu is de inflatie nog maar 0,7 procent, maar vorig jaar 2,6. Dat zorgde voor een stijging van de corporatiehuren met gemiddeld 2,7 procent, terwijl de vrijesectorhuren met 3 procent stegen en de gereguleerde huren van particuliere verhuurders met zelfs 3,4 procent.
Vooral na 2012 is er een forse ‘reële’ huurstijging, met name in 2013 en 2014 (zie figuur 1). Dat zijn overigens ook de jaren dat de huren veel sneller stijgen dan de cao-lonen (figuur 2).
De forse huurstijgingen vanaf 2012 waren landelijk beleid: het kabinet Rutte-Samsom voerde de verhuurderheffing in en gaf de corporaties de ruimte om die via hogere huren te compenseren. Voor veel sociale huurders namen daardoor de woonkosten toe, ondanks de huurtoeslag. Mede door andere ontwikkelingen is de koopkrachtontwikkeling van de doelgroep van het sociale segment de afgelopen tien jaar stelselmatig achtergebleven bij de andere inkomensgroepen, aldus het recente onderzoek ‘Gebouw van de Volkshuisvesting - renovatie gewenst’ van Platform 31.
De laagste inkomens geven relatief het meeste uit aan woonkosten, hebben de hoogste woonqueotes. Voor de primaire doelgroep is zijn de huur- en woonquotes weer iets verbeterd in 2018 als gevolg van het passend toewijzen en bescheidener huurstijgingen in de sociale huursector. Bron: Gebouw van de Volkshuisvesting - renovatie gewenst (Platform 31). Bewerking NUL20
Wonen is duurder geworden, al zijn er individueel en per doelgroep grote verschillen. De netto huurquote van alleenstaanden ligt bijvoorbeeld zo’n 5 procentpunt hoger dan die voor meerpersoonshuishoudens. En het aandeel van de bijkomende woonlasten weegt voor de laagste inkomensgroepen het zwaarste (Figuur 3). De grootste 'betaalrisico's' (jargon voor kans op schulden) zitten bij eenpersoonshuishoudens (figuur 4).
Bron: Gebouw van de Volkshuisvesting - renovatie gewenst (Platform 31). Bewerking NUL20
Vrije huursector
Terwijl de stijging van de corporatiehuren na 2015 afnam, stegen de vrijesectorhuren gewoon door. In de particuliere vrije huursector is veel doorstroming, zeker in Amsterdam. De dure huursector is voor veel expats en anderen die hier gaan werken de entree in de Amsterdamse regio. Men woont er vaak kort, wat verhuurders de gelegenheid geeft de huren telkens naar de ‘marktprijs’ op te trekken; tijdelijke huurcontracten versterken die ontwikkeling.
De gemiddelde aanvangshuren stegen vorig jaar in de hoofdstad naar bijna 1.400 euro:
5. GEMIDDELDE AANVANGSHUUR
|
corporaties |
particulier |
Zittende huurders MRA |
€ 910 |
€ 1.183 |
Zittende huurders Amsterdam |
€ 965 |
€ 1.285 |
Aanvangshuren |
€ 1.005 |
€ 1.290 |
Aanvangshuren Amsterdam |
€ 1.047 |
€ 1.397 |