Amsterdam staat er nog altijd goed voor, was de teneur bij de de thema-avond 'De Staat van de Stad' in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Wel groeien de verschillen in de stad, zowel naar inkomen als fysiek via segregatie naar herkomst van de bevolking. Een groeiend probleem en risico is de stagnerende woningmarkt.
in een serie minicolleges dan wel gesproken columns gaven een groot aantal hoogleraren op 29 mei acte de presence bij de bijeenkomst De Staat van de Stad. Volgens onderzoeksdirecteur Jeroen Slot van het bureau Onderzoek en Statistiek (O+S) doet Amsterdam het nog altijd goed op vele gebieden. Het welzijnsniveau is van 2000 tot 2012 enorm gestegen, maar sindsdien groeit dat alleen nog maar voor de hoogopgeleiden. De tweedeling tussen arm en rijk neemt toe. Ook wonen hoogopgeleiden steeds vaker binnen de ring en laagopgeleiden erbuiten. De verschillen tussen de stadsdelen nemen toe, ondanks alle investeringen in de stedelijke vernieuwing, constateerden zowel Slot als Justus Uitermark van de Erasmus Universiteit. Uitermark: "Het is nog altijd een stad met grote gelijkheid, maar het ideaal van de ongedeelde stad is aan sterke erosie onderhevig." Het beleid van sociale menging heeft volgens hem de verdieping van de scheidslijnen niet kunnen voorkomen, alleen afremmen. Omdat het geld ontbreekt om de herstructurering voort te zetten moeten er nu andere wegen worden gekozen. "Herstructurering richtte zich vooral op wie er zouden moeten gaan wonen, niet op wie er al zijn."
Slot: "Grofweg zie je dat mensen met een hoger inkomen steeds vaker in Centrum, Zuid, Oud-West en het goede deel van Oost gaan wonen. Lage inkomens wonen veelal in Noord, Zuidoost en Nieuw-West.' Diezelfde scheiding zie je volgens hem terug als je naar andere parameters kijkt als opleidingsniveau, obesitas of werkloosheid.
Zowel Jeroen Slot als Barbara Baarsma wezen op de woningmarkt als risicofactor voor de stad. Slot wees op de afwachtende koopsector en de blijvende onzekerheden voor de vrije huursector en de corporaties. Daarbij zit de sociale huursector volledig op slot. Slot wees de lage inkomens als nieuwe risicogroep aan.
Baarsma wees op de enorme daling van de huizenprijzen en de gevolgen daarvan voor de gemeentekas. Ze wees er nog eens op dat het Amsterdam aan een middensegment ontbreekt. Dat komt door een combinatie van de hypotheekrenteaftrek aan de ene kant en de grote gereguleerde huursector aan de orde. Omdat Amsterdam niets kan doen aan de afschaffing van de renteaftrek (in combinatie met lagere belastingen) zou de stad er volgens haar goed aan doen, de sociale huursector sterk te verkleinen. "Huurregulering lijkt sociaal, maar is dat vaak niet."
Maarten Haijer wees op twee demografische effecten waar Amsterdam op moet anticiperen: vergrijzing en de trek naar de stad. Hij zoekt de oplossing in meer hoogbouw: "Moet Amsterdam de Parijse hoogte overnemen." En nog een gratis advies: maak de grachten autovrij. Niet met een officieel plan, want dat sneuvelt toch. Maar als experiment, net zoals New York dat met Broadway heeft gedaan. Als het bewoners en ondernemers vervolgens bevalt, dan blijft het vanzelf.
Ewoud Engelen ziet bij de bestuurders nog volstrekt onvoldoende besef dat "de grond onder hen aan het verdwijnen is". Waarom is bijvoorbeeld het plan om de A10 te ondertunnelen nog altijd niet is geschrapt. En dit terwijl de werkgelegenheid in de financiële sector al met 25 procent is gezakt, en nog verder gaat zakken. "En de juristen gaan de bankiers achterna." We mogen volgens hem nooit meer toestaan dat publieke of semi-publieke instellingen zich zo in de schulden steken.
Evelien Tonkens beschreef de sociale revolutie waar we midden in zitten: de afbouw van de verzorgingsstaat: van recht naar voorziening. Burgers worden teruggeworpen op de eigen familie, of de eigen portemonnee. "We zitten er nog midden in, dus er valt nog wat te kiezen."
Hoewel Amsterdam volgens statistieken niet alleen de meest aantrekkelijke maar ook onveiligste stad van de Nederland is, gaat het met de onveiligheid volgens Hans Boutelier wel 'een beetje beter'. De gemeten onveiligheid (o.a. aangiften) daalt. Maar de gedaalde onveiligheid houdt geen gelijke tred met de onveiligheidsgevoelens. Daar zitten volgens Boutelier zeer paradoxale elementen in: “In het centrum voelt men zich veel veiliger dan het daadwerkelijk is, terwijl dat buiten de ring omgekeerd is." En ook: “Degenen die zich het minst onveilig voelen, lopen de meeste risico, namelijk jongeren.”
Wie het veiligheidsgevoelen wil verbeteren moet volgens de hoogleraar vooral op sociale aspecten.