In mei is het dan zover. Een aantal kleinere stadsdelen fuseert waardoor er nog zeven deelgemeenten overblijven in Amsterdam. Doel is de slagkracht te vergroten en de bestuurlijke drukte in de hoofdstad te verminderen. Wat zijn de mogelijke gevolgen voor het woonbeleid in de stad? Een vooruitblik.
Alle politieke partijen vinden dat de ondersteuning van huurders door de twaalf Wijksteunpunten Wonen belangrijk is. "Er is jaren geknokt voor die professionele ondersteuning," zei SP-gemeenteraadslid Hans Bakker onlangs tijdens een debat van de Huurdersvereniging Amsterdam. Omdat de gemeente stevig moet bezuinigen en een aantal stadsdelen fuseert, ligt het voor de hand dat het aantal wijksteunpunten zal verminderen. De centrale stad verdeelt daarvoor nu een miljoen euro per jaar over de stadsdelen, die zelf ook een bedrag bijleggen. Het fusiestadsdeel Oost, waarin Zeeburg en Oost-Watergraafsmeer worden samengevoegd, heeft al vanaf de oprichting één wijksteunpunt. Hetzelfde geldt voor Bos en Lommer en De Baarsjes. Eef Meijerman, directeur van de stedelijke wijksteunpunten wonen, verwacht dat het ook die kant op zal gaan in andere stadsdelen die fuseren. In Zuid zijn de gesprekken daarover al gaande en Dikken denkt dat het straks financieel niet haalbaar zal zijn om drie wijksteunpunten in Nieuw-West open te houden. Meijerman hoopt dat op verschillende locaties binnen de grote stadsdelen enkele loketten kunnen openblijven, waardoor de drempel voor huurders zo laag mogelijk blijft. "En we willen onze inzet in Noord en de Westelijke Tuinsteden graag versterken. De grootscheepse vernieuwingsplannen daar hebben grote gevolgen voor de bewoners." Bovendien verwacht Meijerman door de inpassing van het energielabel in het woonwaarderingsstelsel (WWS) veel vragen van huurders en dus extra werk. Om de kosten voor de Wijksteunpunten Wonen binnen de perken te houden, vindt stadsdeelbestuurder Germaine Princen dat de woningcorporaties ook mee kunnen betalen, zonder dat ze daarvoor overigens invloed krijgen op het werk van de wijksteunpunten. |
In de woonsector moet je tegenstanders van minder stadsdelen met een kaarsje zoeken. De woningcorporaties bijvoorbeeld staan volledig achter de schaalvergroting. Volgens Gerard Anderiesen, bestuursvoorzitter van Stadgenoot, zijn de nieuwe stadsdelen niet alleen ‘logische sociaal-ruimtelijke eenheden’, het biedt voor zwakke buurten ook kansen denkt hij. “Straks kan de Kolenkitbuurt profiteren van de positieve uitstraling van ‘West’. Omdat het gebied een andere schaal krijgt, kan die buurt meeliften op het bijzondere imago dat Oud-West en Westerpark intussen hebben gekregen. Die hebben zich afgelopen decennia al van achterstandsbuurten ontwikkeld tot aantrekkelijke Amsterdamse wijken.” Dat een andere schaal het verschil kan maken illustreert Anderiesen met een kwestie van enige jaren geleden. “Toen bestond de discussie of het Hoofddorpplein bij Oud-Zuid of De Baarsjes hoorde. Het werd Oud-Zuid en je zag de huizenprijzen stijgen.”
Anderiesen ziet in de schaalvergroting ook een kans om de manier te veranderen waarop woningcorporaties en de lokale overheden afspraken maken. De corporaties zijn het er onderling nog niet over eens, maar Anderiesen is een groot voorstander van aparte prestatieafspraken tussen woningcorporaties en stadsdelen. “Het is uniek dat we sinds 1994 collectieve afspraken maken in de stad met de gemeente, de stadsdelen, de corporaties en later ook de Huurdersvereniging. Het probleem is alleen dat de uitvoering op stadsdeelniveau plaatsvindt en daar dan de hele discussie soms weer opnieuw wordt gedaan. Het zou beter werken als we op stedelijk niveau algemene afspraken maken over de kaders, erfpacht en woonruimteverdeling, en die op stadsdeelniveau concreet vertalen in een wederzijdse prestatie. Het stadsdeel kan ons dan houden aan de afspraken over wonen, en wij het stadsdeel aan investeringen in de openbare ruimte.” En dat slechts zeven keer in plaats van veertien.
Nu al worden langjarige afspraken gemaakt tussen corporaties en stadsdelen. In De Pijp gebeurde dat in 1997 voor het eerst, een recent voorbeeld is de vernieuwing van de Indische Buurt. Enkele jaren geleden werd een convenant nodig geacht over de gezamenlijke richting die stadsdeel Zeeburg en de betrokken woningcorporaties de Alliantie, Eigen Haard en Ymere voorstonden. De woningcorporaties hadden voor de verkiezingen van 2006 een ‘Aanbod’ aan de politiek gedaan. Zij kwamen met een visie waarin de vier verschillende delen van de buurt een duidelijker identiteit zouden krijgen. Bovendien stond de wijze waarop dat gestalte zou moeten krijgen, concreet beschreven: waar sloop/nieuwbouw, waar duurdere woningen en hoe corporaties en stadsdeel beter zouden kunnen samenwerken. “We zaten wel op één lijn met de bestuurders, maar het convenant heeft geholpen om ambtenaren ook de urgentie daarvan te laten inzien. Bovendien heeft Zeeburg meer mensen aangesteld om de vernieuwing te ondersteunen,” zegt Eric van Kaam, regiodirecteur van Ymere. En met resultaat, de Indische Buurt zit in de lift.
Moeizame samenwerking
Samen optrekken, is het credo, maar gemakkelijk gaat dat zeker niet. Zo zit de moeizame samenwerking met stadsdeel Oost-Watergraafsmeer Van Kaam dwars: “Een duidelijk voorbeeld is het samenvoegen van 24 woningen tot twaalf grotere in Betondorp. Daar ben ik zeven jaar mee bezig geweest, terwijl we daar afspraken over hadden gemaakt. De deelraad neemt soms moties aan tegen de eigen besluiten. Op die manier kan je niet samenwerken.”
Van Kaam pleit daarom voor een convenant voor vier jaar voor heel Oost. Eerder al hebben de zes betrokken corporaties aangeboden 1,2 miljard euro in Oost te gaan investeren. Ondanks de crisis moet dat volgens Van Kaam haalbaar zijn. Het ´Aanbod´ staat vol met termen als ‘herstellen van vertrouwen’ en de noodzaak om ‘integraal samen te werken’. De zes corporaties steken in dit document overigens ook de hand in eigen boezem. “In het verleden bestond nogal eens de neiging dat corporaties zich te veel wilden profileren, ook ten opzichte van elkaar, maar samenwerking is van belang omdat je elkaar nodig hebt om af te stemmen. Stevige integrale samenwerking tussen de corporaties onderling, en met de betreffende stadsdelen wordt steeds belangrijker omdat het allang niet meer alleen om woningen gaat. We hopen dat de stadsdelen zich daar ambtelijk en bestuurlijk ook beter op instellen.” Dat het ‘zelfs’ in Oost-Watergraafsmeer kan, laat het voorbeeld van aandachtswijk Transvaal zien, zegt Van Kaam.
Stadsdeelbestuurder Germaine Princen (PvdA, Wonen, Oost-Watergraafsmeer): “Het vertrouwensprobleem in Oost-Watergraafsmeer zit vooral tussen de deelraad en de corporaties. Ik zit daar vaak tussenin. Soms is er sprake van een misverstand, maar de corporaties moeten ook gewoon beter hun werk doen. Als zij zich aan afspraken houden en hun huurders consequent goed behandelen, dan zal de deelraad ook meer op hoofdlijnen sturen. Wij zijn strakker geworden ten aanzien van corporaties: woningen werden bijvoorbeeld te snel tijdelijk verhuurd. En we moeten nog te veel aanschrijven voor achterstallig onderhoud. Overigens hebben we ook veel particuliere verhuurders waar een en ander niet goed gaat.” Princen heeft aan Van Kaam gevraagd duidelijk te maken wat de corporaties gaan doen de komende jaren. Zij ziet ook wel wat in een convenant voor heel Oost, maar bij het aanbod dat er nu ligt zet Princen nog wel vraagtekens: “Er is te weinig aandacht voor woningen voor grote gezinnen en de bijdrage aan de openbare ruimte is wel erg mager.”
´Social return´?
Ook in West wordt nagedacht over duidelijke afspraken tussen de corporaties en het nieuw te vormen stadsdeel. Zo wil stadsdeelbestuurder Dirk de Jager (GroenLinks, Westerpark) straks in een nieuwe woonvisie voor West niet alleen heldere kwantitatieve afspraken maken, maar ook een nieuw regulier overleg organiseren tussen corporaties, stadsdeel en bewoners: “Dat kan onbegrip en incidenten voorkomen.” Bovendien wil hij ‘social return’ onderdeel van de afspraken maken. Werkloze jongeren uit West worden dan bijvoorbeeld door corporaties aan werk geholpen. “En als het energielabel in het woonwaarderingsstelsel is opgenomen, dan kunnen we op het vlak van duurzaamheid ook nieuwe afspraken met corporaties maken. Ik vind dat wij als stadsdeel dan ook kritisch moeten kijken naar onze welstandsnota´s om investeringen in duurzaamheid gemakkelijker te maken.”
Bovendien vindt hij dat opnieuw nagedacht moet worden over sloopplannen in Bos en Lommer. “Kleine goedkope woningen kunnen juist interessant zijn voor studenten en creatieven.” Voor De Jager is een les van de vernieuwing van Westerpark voor de ontwikkelingen in Bos en Lommer dat in Westerpark het percentage allochtonen snel achteruit is gegaan. “Dat heeft vooral te maken met het gebrek aan grotere woningen voor grote gezinnen die ook nog een redelijke huur hebben.” Ook vindt hij dat een gebied als Oud-West niet volledig mag veryuppen. Om de middeninkomens meer kansen te geven, hoopt hij dat de landelijke overheid de huurliberalisatiegrens optrekt opdat ook de middengroepen op huurbescherming kunnen rekenen.
Stadsdeelbestuurder Egbert de Vries (PvdA) denkt daar voor zijn populaire Oud-Zuid precies zo over. De Vries: “Corporaties willen over woningen voor middeninkomens geen afspraken maken en de belastingdienst belemmert sociale koop vanwege de erfpacht in Amsterdam. Het risico bestaat dat je straks alleen hele goedkope en hele dure woningen krijgt.” Princen vindt dat een einde moet komen aan het splitsingsbeleid: “Zestig procent sociale woningbouw moet je minimaal behouden in volksbuurten als de Dapperbuurt, dan hou je die sfeer daar vast. Nu dreigen de huizenprijzen uit de hand te lopen.” Ook De Vries wil in Zuid stoppen met splitsen en verkoop, en zich vooral hard maken voor meer woningbouw op de Zuidas, inclusief dertig procent sociaal. En: “strenger zijn in het toewijzen van sociale huurwoningen, zodat ze echt toekomen aan de mensen die ze nodig hebben.”
Eén visie op Sloterplas
Volgens Piet Dikken (PvdA, Geuzenveld-Slotermeer) zullen de gevolgen van de fusie voor de vernieuwing van Nieuw-West niet heel groot zijn. “Er is al een gemeenschappelijke lijn uitgezet: Op weg naar Parkstad 2015. Bij de herziening van de afspraken in 2006 is meer gekeken naar groen en infra, en hebben we afspraken over maatschappelijk vastgoed gemaakt.” Vorig jaar is alle geplande nieuwbouw nog gestart, maar de situatie ligt volgens Dikken nu wel anders. “Wat mij betreft legt de stad de focus de komende tijd dan ook op stedelijke vernieuwing: je kan geen half gesloopte wijken in een stadsdeel hebben, dat is funest voor leefbaarheid. Daarom is stedelijke vernieuwing belangrijker dan het bouwen van nieuwe wijken zoals IJburg II.”
Chretien Mommers, directeur van Eigen Haard, vindt dat de fusie in Nieuw-West wel verschil kan maken: “We krijgen de kans om als een geheel naar de Sloterplas te kijken. Bovendien kan op het gebied van economische ontwikkeling en voorzieningen een veel betere afstemming plaatsvinden. Nu wil ieder stadsdeel nog alles binnen zijn grenzen, straks kan je daar beter in differentiëren. En ook op het gebied van infrastructuur kan het nodige bereikt worden; denk aan de aansluiting tussen Nieuw-West en Schiphol.” Het zijn onderwerpen die volgens Mommers veel te lang zijn blijven liggen, onder meer door de afwezige bestuurlijke eenheid. Volgens hem is de Parkstaddeal te veel gericht op wonen. “Daardoor zijn andere belangrijke onderwerpen achterop geraakt, maar die zijn wel essentieel voor het goed functioneren van Nieuw-West als volwaardig onderdeel van de stad.” Ook denkt Mommers dat een groter stadsdeel de mogelijkheid verruimt om eens iets groots neer te zetten. “Denk aan de discussie ooit over de Dome. Er is toen over Noord gesproken, maar Nieuw-West is nooit een optie geweest. Ik denk dat dat straks anders zal zijn.”
‘Minder incidentenpolitiek’
Corporaties vinden dat de fusies de kans bieden om stedelijke en lokale belangen beter in evenwicht te brengen. Kleine politieke partijen zullen minder kans krijgen om ‘incidentenpolitiek’ te voeren. Maar zo´n groot stadsdeel heeft ook risico´s, zegt De Vries: “Het kan ook nadelen voor corporaties hebben, bijvoorbeeld dat ze langer moeten wachten totdat projecten behandeld worden. Het voordeel is wel weer dat we beter in staat zullen zijn kwalitatief goede mensen aan te trekken.”
Dikken wijst op de afstand tussen politiek en de burger: “We krijgen straks een joekel van een stadsdeel, we werken al buurtgericht maar zullen echt de buurten in moeten blijven gaan om contact met bewoners te houden.” Hoewel De Vries vindt dat het echt geen ‘monsterorganisaties’ zijn die in mei worden gevormd, denkt De Jager daar anders over: “Door het opschalen heb je het risico dat er extra lagen in de organisatie ontstaan, terwijl we nu korte lijnen hebben. En het fusieproces draagt het risico met zich mee dat we lang naar binnen gericht zullen zijn. We proberen dat te voorkomen door West straks in vijftien à twintig buurten op te delen; dat wordt de basis voor de nieuwe stadsdeelorganisatiestructuur. Het idee is om iedere bestuurder aan een aantal buurten te koppelen.”
Een belangrijke vraag is ook nog op welke manier de verhouding tussen de nieuwe stadsdelen en de centrale stad vorm krijgt. Anderiesen: “Als je bestuurt over een eenheid van meer dan 100.000 inwoners dan ben je een politieke macht. De vraag is hoe daarmee wordt omgegaan. “Het risico bestaat dat je koninkrijkjes krijgt.” Princen: “Doordat er straks zeven grote stadsdelen zijn, zal de macht in de stad verschuiven. Dat kan tot een vechtcultuur leiden.”
Wat wonen betreft wil Princen graag meer verantwoordelijkheid, maar dan ook meer personeel. En dat zit er door bezuinigingen voorlopig niet in. “Belangrijk is ook dat de inzet van de centrale diensten goed over de stad verdeeld wordt.” Dikken is het met Princen eens dat centrale diensten dienend aan stadsdelen moeten zijn: “Wij weten wat hier speelt en als je alleen een platte beheersorganisatie moet zijn, dan heb je ook veel minder mensen nodig. Het ligt voor de hand dat een fors deel van de ontwikkeling van Nieuw-West bij het stadsdeel komt te liggen.”
Maar hoe de verantwoordelijkheden tussen centrale stad en stadsdelen precies verdeeld worden, is eind februari nog niet helemaal duidelijk. Volgens De Vries is wel al besloten dat reguliere milieutaken bij de stadsdelen komen te liggen, net als de dienstverlening op het gebied van wonen. “Maar er bestaat nog discussie over wie de handhaving van de woonregelgeving op zich gaat nemen. Ook zoeken we naar efficiëntere manieren om in grote projecten met de centrale stad samen te werken.” Zeker is dat bouw- en woningtoezicht bij de stadsdelen blijft. Volgens De Vries zijn de personeelsproblemen op die afdelingen verleden tijd, onder andere door de veranderde markt.