In 2021 moet, na enig uitstel, de Omgevingswet in werking treden. De overheid beoogt in de nieuwe wet alle regels voor ruimtelijke projecten te bundelen. Dat zal ook tot meer aandacht voor een gezonde leefomgeving leiden, verwacht Pieter Hooimeijer, hoogleraar sociale geografie in Utrecht en medeopsteller van het advies ‘De stad als gezonde habitat’ van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli).
Pieter Hooimeijer ’Voor flexibele toepassing van normen is soms echt wel iets te zeggen’
Is de Omgevingswet een zegen voor een gezondere stad?
“Dat denk ik wel. In de Omgevingswet is expliciet opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan een gezonde leefomgeving. Dat betekent dat lokale besturen ook verplicht zijn daar iets mee te doen. Het betekent niet dat alle bestaande regelingen en voorschriften op het gebied van milieu niet meer van toepassing zijn. Je kunt die zien als een bruidsschat die in de toekomstige omgevingsvisies en omgevingsplannen terug moet komen. Bovendien worden veel milieunormen in Brussel gesteld en die blijven gewoon van kracht. Denk aan de richtlijnen voor luchtkwaliteit. Die worden niet ineens minder streng.”
Maar lokale overheden krijgen toch meer ruimte om zelf afwegingen te maken?
“In het algemeen moeten lokale omgevingsvisies aansluiten op de nationale omgevingsvisie en de omgevingsvisies die de provincies maken. Het is wel zo dat lokale overheden gemotiveerd kunnen afwijken van normen. Denk bijvoorbeeld aan wonen in een havengebied. Er kan reden zijn om dat op bepaalde plekken en onder bepaalde omstandigheden te willen, terwijl het nu nauwelijks mogelijk is een uitzondering te maken op de milieucontouren. Of neem een stationsgebied waar een gemeente wil verdichten om een stedelijk milieu te creëren en te voorzien in de woningbehoefte. Het wordt dan mogelijk om daar andere normen te hanteren dan in een andere woonwijk.”
Is dat winst? Moeten bewoners niet juist beschermd worden?
“Op lokaal niveau zal het debat daarover gevoerd moeten worden. Het kan ertoe leiden dat op sommige plekken met bijvoorbeeld wat meer geluidsbelasting kan worden gewoond, maar het kan er ook toe leiden dat bewoners eisen om juist beter beschermd te worden tegen geluidsoverlast. Of een combinatie van beide: wel kunnen wonen in een gebied met een hoge geluidsbelasting, maar dat iedere woning bijvoorbeeld een stille kant moet hebben.”
Maar heeft niet iedere bewoner recht op een gezonde leefomgeving?
“Natuurlijk moet er een basiskwaliteit zijn, maar je wil de stad ook niet op slot zetten. Voor flexibiliteit, gedragen door democratische besluitvorming, is daarom echt wel iets te zeggen. Als we kiezen voor verdichting van steden, waardoor we ook nog groene ruimte buiten de steden overhouden, dan zullen we keuzes moeten maken. Daar zijn op andere beleidsterreinen al voorbeelden van. Denk aan Haven-Stad in Amsterdam. Om daar het aantal woningen te realiseren dat wenselijk wordt geacht én tegelijk het gebied leefbaar te houden, kan niet iedere inwoner over een auto beschikken. Gebieden die lawaaiiger zijn, zijn ook niet voor iedereen geschikt. Die mensen moeten dan een andere woonomgeving zoeken. Daarnaast, zoals gezegd, kan het ook de andere kant op gaan; burgers kunnen ook méér bescherming opeisen. En ik zie dat op sommige vlakken wel gebeuren.”
Waar doelt u op?
“De World Health Organization (WHO) van de Verenigde Naties uit zich al langere tijd kritisch ten aanzien van de luchtkwaliteit in Nederland. De Omgevingswet kent een overgangsperiode tot 2029 om het omgevingsbeleid aan te passen aan de nieuwe wet en die tijd kan gebruikt worden om in navolging van de WHO tot nieuwe normen te komen, die meegenomen kunnen worden in de lokale omgevingsplannen.”
U denkt dat de Omgevingswet tot strengere normen zal leiden?
“Het leidt in ieder geval tot meer aandacht voor gezondheid. Het is daarbij een grote opgave om de gezondheidsverschillen tussen buurten te verkleinen. In Amsterdam maakt het wat levensverwachting betreft heel veel uit of je in Zuid of in Noord woont. Het gaat soms om gemiddelde verschillen tot wel acht jaar op een mensenleven. Hoewel dat heel complexe problemen zijn, die met opleiding, armoede, leefstijl et cetera te maken hebben, is het nodig dat daar meer aandacht voor komt. Onder meer door de leefomgeving in meer wijken zo in te richten dat dagelijks bewegen wordt aangemoedigd.”
Welke steden lopen voorop als het gaat om het integreren van gezondheid in beleid?
“De gemeente Utrecht speelt al in op de omgevingswet door ieder voorstel gepaard te laten gaan met een gezondheidseffectrapportage. En in Groningen zitten alle relevante gemeentelijke diensten per buurt bij elkaar, waardoor beleid integraal uitgevoerd wordt. Amsterdam heeft een heel actieve GGD, maar de grote gemeentelijke organisatie is wel verkokerd. Hoewel daar bijvoorbeeld met een programma als de Bewegende Stad wel wordt geprobeerd dat te doorbreken. Die integrale aanpak zie ik als één van de twee grootste uitdagingen.”
Wat is de andere grote uitdaging?
“De andere is dat we op een of andere manier kunnen laten zien wat de baten van gezondheidsbeleid zijn. Lokale overheden kijken vaak toch naar de financiële kosten en baten, maar gezondheidswinst is moeilijk op die manier te vertalen. Het zou bij de afwegingen voor nieuw beleid enorm helpen als hard gemaakt kan worden wat een betere leefomgeving oplevert.”
Fred Woudenberg, hoofd van de afdeling leefomgeving bij de GGD Amsterdam: “Met lucht en de bodem is het de afgelopen veertig jaar behoorlijk veel beter geworden, maar dat geldt niet voor de geluidsbelasting. De invoering van de Omgevingswet maakt dat er niet beter op. Normen voor bijvoorbeeld verkeers- lawaai in de stad worden enorm opgehoogd. En ook de mogelijkheden om daar weer bovenuit te gaan, worden groter. Geluid is het kind van de rekening bij de Omgevingswet. Je ziet dat nu al gebeuren. Gemeenten pakken die ruimte.” “Discussies rond normen zijn altijd ingewikkeld. Voor de geluidsbelasting van wegverkeer geldt nu een tijdelijke aftrek van vijf decibel omdat de verwachting is dat auto’s over tien jaar een stuk stiller zijn. In de Omgevingswet wordt die tijdelijke aftrek omgezet in een permanent hogere norm. Met nog een paar andere, kleinere aanpassingen betekent dit dat er zeven decibel meer geluidsruimte komt voor binnenstedelijk verkeer. De maximaal toegestane waarde gaat van 63 naar 70 decibel en die mag ook nog eens eenvoudiger overschreden worden. Dat betekent een gigantische hoeveelheid extra lawaai.” |