Overslaan en naar de inhoud gaan

Inkomensafhankelijke huur zorgt voor groot koopkrachtverlies

Image

Huurders met een middeninkomen worden zwaar getroffen door de inkomensafhankelijke huurverhoging die VVD en PvdA hebben afgesproken in het regeerakkoord. Volgens de Woonbond kan bijna een half miljoen huurders een koopkrachtdaling van 10 procent tegemoet zien. De bond noemt dat onaanvaardbaar.

De huur van huishoudens met een modaal inkomen (>€34.000) gaat volgens het regeerakkoord ieder jaar met 2,5% boven inflatie stijgen; bij een gezinsinkomen van meer dan 43.000 euro is de stijging zelfs ieder jaar 6,5 procent boven inflatie. Dit is om scheefwonen te ontmoedigen. Het percentage toeslag is onafhankelijk van de huur die ze nu al betalen, mits onder de liberaliseringsgrens (<664).

Bijna een half miljoen huurders verdient volgens de Woonbond meer dan de ‘scheefhuurgrens’ van 43.000 euro. We moeten daarbij volgens de Woonbond niet denken aan veelverdieners: "hun gemiddelde jaarinkomen ligt gemiddeld vijfentwintigduizend euro lager dan dat van de middeninkomens wiens koopkracht moest worden gerepareerd door het aanpassen van de inkomensafhankelijke zorgpremie."

In het plan 'Wonen 4.0' werd zowel voor de afbouw van de hypotheekrente als van de verhoging tot markthuren een zeer geleidelijk pad gekozen. Die geleidelijkheid ontbreekt bij de aanpak van het scheefwonen. In 5 jaar tijd kunnen ze een huurstijging van 54 procent tegemoet zien. Een ‘scheefhuurder’ die nu €400 per maand betaalt, zit over vijf jaar met een huur van €615. Wie nu €500 per maand betaalt, ziet de huur naar €784 stijgen. aldus de Woonbond.

Niet in koopkrachtplaatjes

Het effect van de huurstijgingen is niet zichtbaar in de koopkrachtplaatjes van het CPB. De huurstijging is wel meegenomen in de prijsontwikkeling, waarmee het koopkrachteffect ervan over alle Nederlanders wordt uitgesmeerd. Dat heeft volgens de Woonbond tot gevolg dat het effect voor huurders sterk wordt onderschat, terwijl het voor huiseigenaren juist overschat wordt. Voor huurders valt de koopkracht veel lager uit dan de CPB-cijfers suggereren.

"De inkomensafhankelijke huurverhoging lost de problemen op de woningmarkt niet op", zegt Woonbonddirecteur Ronald Paping. ''Omdat er door de verhuurdersheffing niet meer in de huursector geïnvesteerd kan worden blijft doorstroming een utopie." Huurders met een inkomen net boven modaal hebben weinig mogelijkheden om te verhuizen; hun inkomen is veelal te laag of te onzeker voor een hypotheek, en ook te laag om te voldoen aan de minimum inkomenseisen die commerciële verhuurders stellen. Hen rest dan niets anders dan blijven zitten waar ze zitten, maar daar wel een veel hogere huur voor betalen.