Overslaan en naar de inhoud gaan
"Juist voor kleine woning kunnen balkon en bergruimte waardevol zijn"
Wat bepaalt de kwaliteit van compact wonen?

Met Mooi Mokum en Impulsprogramma Gewoon Goed staat in Amsterdam de kwaliteit van het compacte stadsappartement op de agenda. Bestaat er zoiets als een volwaardige kleine stadswoning? Ja, stellen Jurriën van Duijkeren en Inara Nevskaya van architectenbureau Common Practice en hoofdontwerper Fenna Haakma Wagenaar van de Dienst Ruimte en Duurzaamheid, maar wel onder voorwaarden. 

Tekst
Hans Fuchs

Het aantal kleine woningen in Amsterdam nam de afgelopen jaren behoorlijk toe. Veel van die compacte appartementen zitten in de woonblokken waarmee de gemeente de stad verdicht – op knooppunten en transformatielocaties als Sloterdijk Stationskwartier, de NDSM-werf, Amstel III. Ruimtelijk ontwerpers uitten de laatste jaren hun zorg over de woonkwaliteit van die kleine stadsappartementen. 
Compact bouwen op zichzelf kan bijdragen aan een duurzame en toegankelijke stad, stellen Jurriën van Duijkeren en Inara Nevskaya van architectenbureau Common Practice. Maar het aandeel zeer kleine woningen in recent gerealiseerde woongebouwen is te groot, aldus Nevskaya: "Een sociaal duurzame stad vraagt om een goede mix van huishoudens, waarvan een substantieel deel langdurig in een buurt wil en kan blijven wonen." 
En bij die kleine appartementen gaat het steeds vaker om basale studio's. Van Duijkeren: "Een studio is eendimensionaal. Het is misschien een fijne plek voor jonge starters, maar effectief is het huisvesting voor de doorstroom. Als een nieuwe levensfase aanbreekt, moet je op zoek naar een volgende plek. Bovendien is het éénpersoonshuishouden steeds vaker een volwassen of oudere persoon, met een rijke bagage uit woongeschiedenis of eerdere relaties."

"Een sociaal duurzame stad vraagt om een goede mix van huishoudens, waarvan een substantieel deel langdurig in een buurt wil en kan blijven wonen" 

Common Practice onderzoekt de maatschappelijke betekenis van de plattegrond. Het bureau ontwikkelt momenteel een 'Kwaliteitsinstrument voor de volwaardige woning' met criteria voor toekomstbestendige stedelijke appartementen. In hun langlopende onderzoeksproject 'De Rechtvaardige Plattegrond' bestudeert het bureau de randvoorwaarden voor compacte woningen die ruimte bieden voor persoonlijke ontplooiing en langdurige bewoning in de stad.
Dergelijk onderzoek is relevant in een gemeente die tot 2050 elk jaar vijftienhonderd nieuwe woningen wil bouwen en ook zelf kanttekeningen plaatst bij de kwaliteit van kleine woningen in recent gebouwde woonblokken. Als hoofdontwerper van de Dienst Ruimte en Duurzaamheid (R&D) houdt Fenna Haakma Wagenaar zich met dit thema bezig. Samen met collega’s van de Afdeling Wonen, R&D en Grond en Ontwikkeling vormt zij het Team kwaliteit kleine woningen. "We zagen dat de woonkwaliteit in de verdrukking kwam", aldus Haakma Wagenaar: "De woning is een product geworden en anders dan vroeger maakt de plattegrond geen deel meer uit van het planproces." 
Het team ontwikkelde richtlijnen voor de kwaliteit van kleine woningen en onderzocht de mogelijkheden om daarop te sturen en te toetsen. Een erkenning van het probleem, noemde Haakma Wagenaar het al eens. Ze vat de nieuwe insteek van de gemeente samen: "Maak woonkwaliteit weer onderdeel van het planproces en biedt in de envelop ruimte voor inventiviteit en optimalisatie."

Gewoon Goed

Vier maanden geleden publiceerde R&D het boekje Mooi Mokum – het binnenstedelijk woongebouw, met daarin onder andere een alternatief bouwbesluit voor woongeluk. De publicatie is de weerslag van het gelijknamige onderzoek van R&D naar goed wonen in toekomstig Amsterdam, met daarin veel aandacht voor de kleine woning. Common Practice was één van de ontwerpbureaus dat meeschreef aan dat 'zachte' bouwbesluit.
Op dit moment loopt binnen de gemeente het Impulsprogramma Gewoon Goed. Daarmee wil de stad de productie en de kwaliteit van woningen op peil houden. De Handreiking bij het impulsprogramma wijdt een heel hoofdstuk aan de kleine woningplattegrond. Gewoon Goed richt zich daarbij op appartementen tot vijftig vierkante meter groot. 
Die woninggrootte is niet willekeurig, aldus Fenna Haakma Wagenaar. Woningen kleiner dan vijftig vierkante meter kunnen volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) – het vroegere Bouwbesluit – toe zonder berging en buitenruimte. Dat bespaart ontwikkelaars en investeerders ruimte en kosten: "Terwijl misschien juist voor een kleine woning een balkon en bergruimte extra waardevol zijn." 

Image


Het Bbl is bedoeld als ondergrens, maar wordt volgens Haakma Wagenaar vaak gehanteerd als norm voor een goede woning: "Maar het Bbl zegt niets over de ruimtelijke kwaliteit van een compacte woning." Daarbij speelt ook dat de ruimte die wordt ingenomen door techniek niet hoeft worden afgetrokken van het Gebruiksoppervlak (GO) van de woning. Deze is in de praktijk juist bij kleine woningen relatief het meest gegroeid de laatste jaren. Niet eerlijk voor de bewoner van de compacte woning eigenlijk, stelt Common Practice.

Ruimte voor ontwikkeling

Bestaat er zoiets als een volwaardige kleine stadswoning? Ja, stellen Jurriën van Duijkeren en Inara Nevskaya: "Die woning heeft enige ruimtelijke flexibiliteit, voor het opvangen van onverwachte veranderingen, een hobby, het ontvangen van bezoek of een logé. De woonruimte heeft meerdere diagonale doorzichten op daglicht, en een afsluitbaar slaapvertrek. De mogelijkheid om ruimtes tijdelijk te verbinden of een hoek die gevoelsmatig is af te sluiten geven vrijheid in dagelijkse routines. Zo'n woning biedt door de tijd heen ruimte voor verschillende vormen van gebruik en toe-eigening." 
Volgens Van Duijkeren is de uitdaging van de opgave het ontwerpen van compacte stadswoningen die diversiteit van bewoning toelaten – ook voor nog onbekende bewoners van de toekomst: "Alledaagse flexibiliteit vereist nauwkeurigheid in het ontwerp van interieur, indeling en installatietechniek. Aanpasbaarheid op de lange termijn moet worden gewaarborgd in de hoofdstructuur."
Enige complexiteit in gevel en plattegrond helpt bij het realiseren van flexibiliteit, aldus Common Practice: "Een balkon dat iets naar binnen is gedrukt, een hoekraam of een erker vergroten het gevoel van ruimtelijkheid." Ook bruikbaar wandoppervlak speelt een rol. "Onze observatie is dat huiselijkheid zich meer natuurlijk vormt in een rijke verzameling van voldoende lange wandstukken, L- of U-vormen, aangevuld met kleinere hoeken en nissen", aldus Van Duijkeren: "Uit een tekort aan nuttig wandoppervlak ontstaat al gauw ruimtelijke paniek. De woning wordt als beklemmend en niet-flexibel ervaren."

"Uit een tekort aan nuttig wandoppervlak ontstaat al gauw ruimtelijke paniek. De woning wordt als beklemmend en niet-flexibel ervaren"

In een goed ontworpen compacte woning moet je met meerdere mensen langdurig kunnen wonen, stelt ook Fenna Haakma Wagenaar. Als voorbeeld haalt ze de vaak genoemde kleine Amsterdamse tweezijdig georiënteerde portiekwoning van ongeveer vijftig vierkante meter aan waarin je in het midden binnenkomt. "We maken ze nauwelijks meer, maar als je midden in de woning binnenkomt heb je twee zijden ramen, een slaap- en een eet/woonzijde. Woningen met tweezijdige oriëntatie kun je natuurlijk ventileren en je kan er vluchten, naar een schaduw- of bezonde zijde, naar een stadse of geluidsluwe zijde.  Zo'n woning is klein, maar toch geschikt om je af te zonderen, om te zoomen en te koken tegelijk, om een kind te laten slapen en een gesprek te voeren. Maar ze zijn lastig te ontwikkelen in te diepe bouwblokken of in hoogbouw. Mede door Mooi Mokum en Gewoon Goed is er bij R&D en andere gemeentelijke partijen het bewustzijn dat je de envelop zo bedenkt dat ook die kleine woning er op een goede manier in past."

Een goede compacte woning vraagt volgens Common Practice naast voldoende gevellengte ook variatie in de vorm. Jurriën van Duijkeren: "Kijk naar Berlijn, Parijs, Wenen. Wooncomplexen daar verhouden zich anders tot stad, hof en straat dan het typische Hollandse bouwblok. De transitie naar nieuwe duurzame bouwsystemen biedt kans om af te stappen van het tunneldenken in de organisatie van materiaal en ruimte. Een complexere gebouwvorm kan juist voor compacte woningen meer kwaliteit en efficiëntie opleveren."