Na de invoering van de nieuwe huurwet per 1 juli hebben beleggers per saldo meer huurwoningen verkocht aan eigenaar/bewoners. In het 3e kwartaal van 2024 verkochten investeerders meer woningen dan zij kochten. Niet eerder was het verschil tussen het aantal verkochte en aangekochte woningen zo groot als afgelopen kwartaal, zo blijkt uit Kadaster-cijfers.
Vanaf 2021 trok de particuliere belegger zich langzaam terug als koper van de woningmarkt. Het werd hen ook moeilijker gemaakt. Naast de zelfbewoningsplicht voor nieuwbouw introduceerden veel grote gemeenten voorjaar 2022 een opkoopbescherming om aspirant-huisbazen te weren uit bestaande koopwoningen. Een ongunstiger belastingregime, stijgende rente, huurregulering en wijzigingen in het puntenstelsel deden het verkoopgolfje aanzwellen. Of beter: het verschil tussen het aantal verkopen en aankopen door investeerders aan en van eigenaar-bewoners doen toenemen. Sinds de verhoging van de overdrachtsbelasting voor investeerders vanaf 1 januari 2021 verkochten investeerders ieder kwartaal meer woningen dan ze kochten. Die trend zet zich in het derde kwartaal van dit jaar in verhevigde mate door. Volgens het Kadaster deden investeerders 12.200 woningen van de hand, terwijl zij er maar 4.625 aankochten.
Al eerder werd geconstateerd dat vooral woningen in het goedkopere segment in de verkoop gaan. Dat is ook het derde kwartaal zo, aldus de Volkskrant. De gemiddelde koopsom kwam uit op 379.000 euro. Het zijn juist deze woningen waar beleggers tot de invoering van de huurwet veel winst konden maken.
Ook grote beleggers verkopen meer woningen. Volgens de Volkskrant bestaat de enige groep beleggers die wel haar woningbezit uitbreidt uit kleine bedrijfsmatige investeerders. Het gaat om bedrijven met maximaal negen woningen in het bezit. Maar hun aankopen wegen bij lange na niet op tegen de verkopen van grotere bedrijven en particuliere investeerders.