De wonderbaarlijke doorstart van het IJ-oeverproject
Doodstil luistert een bomvolle Koepelzaal van het Sonestahotel naar het al twee uur durende betoog van Nederlands meest moderne en radicale architect Rem Koolhaas. Alle kopstukken uit de lokale politiek en de media zijn op deze mooie septemberdag in 1992 op de lezing van de grootmeester afgekomen. Zij willen – net als de massaal toegestroomde actievoerders – wel eens weten hoe de internationaal vermaarde visionair de impasse rond de herontwikkeling van de IJ-oevers denkt te kunnen doorbreken. Al bijna tien jaar worden door de gemeente plannen gemaakt voor een renaissance van de stad aan het IJ. Maar tot nu toe is er niet veel meer gebouwd dan enkele moderne kantoren en een lelijk hotel aan de westkant van het station.
Doodstil luistert een bomvolle Koepelzaal naar het al twee uur durende betoog van de radicale architect Koolhaas |
Langzaam maar zeker raakt de zaal in vervoering door de verhalen van Koolhaas en zijn prachtige schetsen van fonkelende, nieuwe gebouwen die op het scherm worden geprojecteerd. Zou het nu wél lukken om Amsterdam naar de IJ-oevers te brengen en tienduizenden hoogwaardige nieuwe banen te creëren? Voor de binnenstad zou het een geweldige impuls betekenen. De afgelopen jaren zijn veel bedrijven uit het centrum vertrokken omdat ze slechter bereikbaar werden of uit hun jasje groeiden. Bovendien zijn de kaden langs het IJ verworden tot ongure zones waar je ’s avonds niet voor je plezier een ommetje maakt. Koolhaas kan het tij misschien keren. Met zijn hypermoderne kantorenwijk op het Oosterdokseiland, de gloednieuwe culturele voorzieningen en niet te vergeten de vele honderden luxe koop- en huurwoningen wordt de stad aan het IJ in één grote beweging klaargestoomd voor de 21e eeuw.
Terug bij af
Krap vijf maanden later stort de publiek-private onderneming waarin de gemeente en ING samen aan de plannen van Koolhaas werken, met donderend geraas in elkaar. Uit het ondernemingsplan van de Amsterdam Waterfront Financieringsmaatschappij (AWF) blijkt dat het project financieel onvoldoende geld oplevert om de ambitieuze uitbreiding van de infrastructuur van te kunnen betalen. En de rijksoverheid is niet van plan om het tekort te dekken. Nog voordat met het kabinet afspraken zijn gemaakt over het precieze bedrag dat Amsterdam wél kan krijgen voor nieuwe wegen en metroverbindingen, trekt ING zich uit de PPS terug. De stad is terug bij af.
De stap van de bank komt desondanks voor velen niet als een verrassing. De vastgoedmarkt is in korte tijd helemaal ingestort en ambtelijke diensten en wethouders rollen vechtend met elkaar over straat. Stedenbouwkundig supervisor Tjeerd Dijkstra waarschuwt de gemeenteraad dat het stadsbestuur de regie over het IJ-oeverproject volledig kwijt dreigt te raken. Als klap op de vuurpijl heeft de AWF ook nog een andere visie op de relatie tussen de binnenstad en de IJ-oevers dan de gemeenteraad. Waar de raadsleden benadrukken dat de IJ-oever qua sfeer en karakter moet aansluiten op de binnenstad, koerst de AWF met Koolhaas af op een min of meer zelfstandige stad. Ook over de breedte van de nieuwe IJ-boulevard en de hoeveelheid sociale huurwoningen wordt flink gesteggeld. AWF wil een vierbaansweg achter het station en zoveel mogelijk woningen in de vrije marktsector. De gemeenteraad wil niet verder gaan dan de aanleg van twee rijbanen en eist dat de oevers ook toegankelijk worden voor bewoners met een smalle beurs.
Interne verdeeldheid
Extra lastig voor ING is de onenigheid binnen het college van B en W. De PvdA kan het maar moeilijk verkroppen dat ze bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 bijna is gehalveerd en GroenLinks van die neergang heeft geprofiteerd. Vooral PvdA-wethouder Piet Jonker van Economische Zaken laat geen gelegenheid onbenut om het belang van het IJ-oeverproject van GroenLinks-wethouder Jeroen Saris te relativeren. Op het moment dat Saris nog onderhandelt met NMB Postbank en Nationale Nederlanden over het oprichten van een publiek-private organisatie, laat hij bijvoorbeeld via het Grondbedrijf doodleuk een boekje uitbrengen waarin het opkomende kantorengebied rond station Zuid WTC als dé internationale toplocatie van de stad wordt gepresenteerd.
Nu zijn er wel meer mensen die dit gebied aan de zuidkant van de stad meer zien zitten als potentiële toplocatie dan de IJ-oevers. Zo overwegen de bestuurders van ABN AMRO hun internationale hoofdkantoor naar deze plek te verhuizen. En volgens sommigen zien zelfs de beleggers van Nationale Nederlanden meer brood in deze locatie dan de smalle en lastig te ontwikkelen strook langs het IJ. Het is te danken aan de vasthoudendheid van NMB Postbank-bestuurder Soetekouw en zijn persoonlijke betrokkenheid bij het gebied dat het nieuwe ING in 1991 uiteindelijk toch in het IJ-oeverproject stapt. Als de topman in februari van het daaropvolgende jaar als gevolg van een financieel schandaal het veld moet ruimen, hangt de toekomst van de AWF dan ook aan een zijden draadje. Binnen een maand trekt Soetekouws opvolger de stekker uit de PPS.
Geen masterplan graag
Terwijl de stad zijn kater verwerkt, wordt binnen de dienst Ruimtelijke Ordening nagedacht over een nieuwe strategie om de IJ-oevers alsnog te ontwikkelen. Van het fiasco van de AWF had de gemeente in ieder geval geleerd dat het opstellen van één groot stedenbouwkundig plan voor het hele gebied te grote risico’s inhield. De oevers konden beter worden opgedeeld in kleinere deelgebieden die met verschillende ontwikkelaars op verschillende manieren en tijdstippen worden ontwikkeld. Om marktpartijen te laten zien dat het de gemeente ditmaal menens was, zou de stad uit eigen middelen bovendien een aantal spraakmakende cultuurgebouwen moeten realiseren op strategische plekken langs de oevers: de zogenaamde ‘ankers in het IJ’. Deze nieuwe voorzieningen zouden Amsterdammers ook een reden geven om naar de oevers te komen en investeerders daarmee een aantrekkelijke uitgangspositie geven. Wel moest het gros van de nieuwe infrastructuur uit een ander potje worden betaald dan de grondexploitatie van de IJ-oevers. Anders dreigde een herhaling van de AWF-periode. Om het gebied ook als een verlengstuk van de binnenstad te laten functioneren, zou het bovendien eenzelfde sfeer en karakter moeten krijgen. Het behouden van bestaande gebouwen en functies zou daarom zoveel mogelijk voorop moeten staan bij de ontwikkeling van het gebied.
Krap vijf maanden later stort de publiek-private onderneming in elkaar |
In 1995 gaat de gemeenteraad akkoord met deze nieuwe veroveringsstrategie. Bovendien worden voor het project één ambtelijk en één bestuurlijk opdrachtgever aangewezen om al te grote tegenstellingen binnen het gemeentelijk apparaat te voorkomen. De directeur van het Grondbedrijf Hans Gerson en de nieuwe RO-wethouder Duco Stadig zijn voortaan de personen die op het project aangesproken kunnen worden. Voor het dagelijks projectmanagement wordt Kees van Ruyven ingeschakeld, die even daarvoor als projectleider het Oostelijk Havengebied tot een succes had weten te maken. Voor de bewaking van de stedenbouwkundige en architectonische invulling van het gebied wordt tenslotte nog een supervisieteam samengesteld met onder meer de architecten Tjeerd Dijkstra en Kenneth Green, die ook al waren betrokken bij het AWF-avontuur.
Omdat de centrale delen van de IJ-oevers het meest ingewikkeld zijn om te ontwikkelen, begint het projectteam met de flanken van het gebied. Op de Silodam worden twee graansilo’s omgebouwd tot huur- en koopwoningen in verschillende prijsklassen. Een spectaculair en kleurrijk appartementengebouw van het architectenbureau MVRDV sluit de rij woongebouwen af. Verder verrijst in het Oosterdok bovenop de IJ-tunnel het nieuwe sciencecenter NEMO en op de kop van de Oostelijke Handelskade wordt een hypermoderne passagiersterminal voor cruiseschepen en touringcars gebouwd. Voor veel Amsterdammers is de IJ-oever dan nog altijd een gebied dat ze alleen uit de krant kennen. Met de opening van het Muziekgebouw en het BIMhuis verandert dat in één klap. Het terras van de nieuwe muziektempel wordt in een paar weken tijd zo’n doorslaand succes dat het restaurant de toeloop amper kan bijhouden. Na twintig jaar plannen maken lijkt de stad eindelijk teruggekeerd aan het IJ.
Koolhaas’ erfenis: van IJ-boulevard naar Piet Hein kade |
Een internationale toplocatie aan het IJ die Amsterdam terug zou moeten brengen in de hoofden en harten van directievoorzitters van multinationale ondernemingen. Dat was de ambitie waarmee Koolhaas en een aantal van zijn ‘discipelen’ – toen nog onbekende architecten als Adriaan Geuze, Kees Christiaanse en Ben van Berkel – in 1992 aan de herontwikkeling van de IJ-oevers werkten. Om een rendabel plan te kunnen maken en mensen naar het IJ te lokken, moest in de eerste plaats veel volume aan de oevers worden ‘weggezet’: 1,2 miljoen vierkante meters om precies te zijn. Het was zo’n dertig procent meer dan de gemeente in haar eigen plannen had bedacht.
Meer dan de helft van al die vierkante meters was voor kantoren en winkels bestemd. Behalve het westelijk Stationseiland zou vooral het Oosterdokseiland er vol mee worden gebouwd. Daar zou de ‘intelligente kantorenstad’ van morgen verrijzen: een cluster van hoge kubusvormige blokken op een plateau waaronder de IJ-boulevard en de metro naar buitenwijk Nieuw-Oost (nu IJburg) zouden rijden. Het gros van de 400.000 vierkante meter aan woningen zou in de Houthaven en op het Westerdokseiland komen. Hoewel Koolhaas op de kop van de Oostelijke Handelskade ook een laagbouwwijk met villawoningen had bedacht en verderop een serie woon-werkgebouwen was gepland. Misschien wel het meest spectaculaire onderdeel van het hele plan was de omgekeerde stoomkap achter het Centraal Station waarin de nieuwe hoofdvestiging van de bibliotheek, de IJbreker, een pophal en een nationaal filmtheater zouden komen. Onder deze kap konden Amsterdammers over een houten wandelpromenade langs het IJ flaneren en zien hoe cruiseschepen bij de nieuwe pier ten westen van het station zouden aanleggen. Op het Stenen Hoofd zou tenslotte plaats zijn voor enkele bijzondere bedrijfsgebouwen en ateliers. Wie nu een ronde langs de bouwprojecten aan de IJ-oever maakt, zal sommige onderdelen uit het plan van Koolhaas herkennen maar ook veel nieuwe gebouwen en functies tegenkomen. Min of meer hetzelfde gebleven is de intensieve bebouwing van het Oosterdoks- en het Westerdokseiland met grote, moderne blokken. Al is de nadruk op kantoren op het eerste eiland veel minder geworden dan Koolhaas had gewild. Verder verrijzen in de Houthaven honderden woningen. En de bibliotheek heeft – net als het BIMhuis en de IJbreker - een nieuw, spectaculair onderkomen gekregen aan het IJ. In het nieuwe bestuurscollege waarin GroenLinks weer is vertegenwoordigd, is onlangs zelfs besloten om de IJ-boulevard, die nu Piet Heinkade heet, te verbreden tot twee maal twee banen om de doorstroming te verbeteren en zo de uitstoot van kooldioxide te verminderen. Koolhaas, die precies hetzelfde wilde maar de gemeenteraad in de jaren negentig tegenover zich vond, kan tevreden zijn. Heel anders is uiteindelijk de kop van de Oostelijke Handelskade geworden. In plaats van een laagbouwwijkje staan er nu twee hoge hotel- en kantoortorens, voorafgegaan door de nieuwe Passagiersterminal en het spectaculaire Muziekgebouw. Ook de omgekeerde stoomkap achter het Centraal Station is er nooit gekomen. De megabioscoop en pophal die Koolhaas hier had willen bouwen, zijn naar de Arenaboulevard verhuisd. In plaats daarvan wordt in een nieuwe kap het oorspronkelijk ondergronds geplande busstation gebouwd. Het Stenen Hoofd is leeg gebleven en wordt gebruikt voor culturele evenementen. Maar misschien wel het allerbelangrijkste verschil met het plan van Koolhaas is de grote functiemenging waardoor een typisch Amsterdams woon- en werkmilieu is ontstaan. Koolhaas ging nog uit van clusters waarbij het Oosterdok door kantoren werd gedomineerd en alle culturele voorzieningen achter het Centraal Station waren geconcentreerd. Met het verspreiden van deze functies zal het gebied dadelijk veel levendiger zijn en sluit het naadloos aan bij de gemengde bedrijvigheid van de binnenstad. Ook de hoogbouw is niet langer geconcentreerd op het Oosterdok, maar zorgt verspreid langs de oevers voor stedenbouwkundige accenten. De grote aandacht voor een goede inrichting van de openbare ruimte maakt het flaneren langs het IJ en het Oosterdok dadelijk ook veel plezieriger dan het volgens betrokkenen bij uitvoering van het plan Koolhaas zou zijn geweest. |
Jaco Boer