Wonen op het water
'Van bohémien tot wateryup'. Dat was de werktitel van een reportage die we hadden gepland over de veranderende status van de woonbootbewoner. Wonen op het water is namelijk niet alleen gewild maar ook duur geworden. Voor woonboten worden vele tonnen betaald, terwijl de gemeentelijke lasten flink oplopen. Dat levert een ander soort bewoners op, dachten we zo. Maar het verhaal ging met ons aan de loop. Alle geïnterviewde bootbewoners wilden over beleid praten. Een wereld van ergernissen en frustraties brak voor ons open.
Woonboten en Amsterdam horen bij elkaar, maar tussen de gemeentelijke overheid en de woonbootbewoner botert het niet. In de tijd van Samkalden werd de woonbootbewoner nog over één kam geschoren met een woonwagenbewoner. Vanaf eind jaren zeventig werd gepleit voor gelijkwaardig beleid voor wonen op de wal en op het water. Maar, constateert ook Duco Stadig in zijn ‘bestuurlijk testament Woonbootbeleid’: “Het woonbootbeleid sleept zich al dertig jaar voort en vastgesteld beleid is in onvoldoende mate uitgevoerd”.
Je kunt erin wonen, maar het is geen huis. Dat is op de keper beschouwd het basisprobleem dat de overheid met de woonboot heeft. Beleidsmatig valt de woonbootbewoner tussen wal en schip. Daarbij streeft de gemiddelde waterbewoner ook helemaal geen gelijkwaardigheid met de walbewoner na. Hij koestert zijn 'status aparte' en wil vooral met rust worden gelaten. En wanneer dat niet het geval is, probeert hij met een grote actie- en procedurebereidheid die uitzonderingsstatus te markeren.
"De mogelijkheden voor wonen op het water moeten worden uitgebreid", staat er in het nieuwe collegeakkoord. Wat dat betekent voor het versnipperde beleid zullen we moeten afwachten.
Fred van der Molen
Hoofdredacteur